Skip to main content

Verhalen voor onze toekomsten

Door Sytske Kok, docent en medeoprichter van de Scenariovakschool

"Life imitates Art, far more than Art imitates Life" – Oscar Wilde

Daar moest ik aan denken tijdens de key note speech op de Cinekid Industry day. Thor Svanholm Gustavfson van het Copenhagen Institute of Futures Studies sprak over hoe fictieve verhalen (denk sci-fi) ons beeld van de toekomst zijn gaan vormen. Die verbeelding wordt vaak een self fulfilling prophecy die soms zelfs het zicht op alternatieve scenario’s, voor een eveneens voorstelbare toekomst, belemmeren.

Gustavfson vertelde over een conferentie gehouden ergens in de jaren ’50 van de vorige eeuw, die als doel had na te denken over hoe de toekomst eruit zou kunnen zien. De conferentie werd gesponsord door een Amerikaans autobedrijf. Het is dan ook niet toevallig dat op die conferentie het idee van de vliegende auto hoogtij vierde en nooit meer is weggegaan uit onze collectieve verbeelding van de toekomst.

Hoe had de wereld er vandaag de dag uitgezien als niet dat autobedrijf maar het Wereld Natuurfonds die conferentie destijds had gesponsord?

Het instituut in Kopenhagen heet ook niet voor niets Futures (meervoud) studies. Gustavfson benadrukte tijdens zijn key note dat Futures Literacy (geletterdheid van toekomsten) gaat over het besef dat het nooit zo is dat er maar één toekomst mogelijk is. De toekomst ís niet, die wordt. We doen er dus goed aan ons steeds meerdere scenario’s te blijven voorstellen van hoe de toekomst zou kunnen zijn.

De urgentie om toekomstscenario’s te verbeelden die volgende generaties kunnen inspireren, houvast bieden en hoop geven, is vandaag de dag groter dan ooit. Als het waar is dat ‘Life imitates Art’ dan is onze verantwoordelijkheid, om films te maken die een wereld laten zien zoals we die zouden wensen, erg groot.

Maar hoe doen we dat als schrijvers van drama?

Drama, zo luidt het adagium, gaat immers in essentie om conflict, om strijd, om iemand die iets heel graag wil maar moeite heeft dat te bereiken, de reis van de held. Die mag wel happy eindigen, maar dan vaak ten koste van iets of iemand anders. Dat is het leven, zo is het altijd geweest en zo vertellen we al sinds het stenen tijdperk verhalen, toch?

“Most blockbusters are essentially Stone Age stories about the hero who fights the monster to win the girl (…) Evolution has primed our minds to understand death by a tiger. Our mind finds it much more difficult to understand death by a document.” – Yuval Noah Harari – Nexus

Maar terwijl dood door bureaucratie in deze tijd veel vaker voorkomt dan dood door tijger, is dat laatste het verhaal dat nog altijd veel vaker verteld wordt.

“The mammoth hunters spectacularly occupy the cave wall and the mind, but what we actually did to stay alive and fat was gather seeds (…) The skillful hunters would come staggering back with a load of meat (…) and a story. It wasn’t the meat that made the difference. It was the story (…) The story not only has Action, it has a Hero. Heroes are powerful.” – Ursula K. Le Guin – The Carrier Bag Theory of Fiction.

The Carrier Bag Theory of Fiction is in 1986 opgeschreven door Ursula K. Le Guin, Thor Svanholm Gustavfson sprak er ook over in zijn key note op Cinekid, als een alternatief voor The hero’s journey.

Deze theorie is een pleidooi om onze visie op hoe we de wereld weergeven in verhalen, te verbreden. Want vóór we jagers waren, waren we al verzamelaars. Op bijzondere dagen, zo beschrijft Le Guin, kwamen de jagers thuis met vlees en heroïsche verhalen, maar op alle andere dagen leefden we van wat we verzamelden, zaden, bessen en andere planten en die namen we mee naar huis, vermoedelijk in een draagtas. Die draagtas was er volgens de theorie dan ook eerder dan het wapen waarmee de heldhaftige jager zijn prooi doodde.  En als ik over mogelijke toekomsten denk, dan wil ik meer draagtassen en minder wapens.

Maar hoe zou het verhaal van de verzamelaar er dan uit kunnen zien? Want: en toen vond ik wat bessen en daar zag ik wat zaden, klinkt niet echt als een spannend verhaal, schreef ook Le Guin al.

Maar ontstaat een spannend verhaal echt alleen met conflict? Le Guin schreef: “the reduction of narrative to conflict is absurd” vooral omdat het volgens mij suggereert dat de oplossing voor elk probleem met conflict kan worden afgedwongen, door het recht van de sterkste te laten zegevieren. En dat lijkt mij een grove versimpeling van onze werkelijkheid. Oplossingen (meervoud) voor complexe problemen zijn doorgaans eerder een continu proces, een niet aflatende zoektocht naar rechtvaardigheid voor zoveel mogelijk mensen. Dat is een proces dat, als in een voortdurende golfbeweging, spanning opbouwt en weer laat afnemen of zelfs die spanning even laat bestaan. Dat is het zoeken naar consensus, in plaats van het met machtsvertoon wegmaken van verschillen.

In drama gebruiken we doorgaans het conflictmodel voor het creëren van spanning, maar het doel heiligt niet alle middelen en spanning op zichzelf is ook een veel interessanter instrument dan conflict alleen. Zoals Jess King het zei in diens boek Inclusive Storytelling for film and Television:

“It is tension rather than conflict that keeps audiences engaged and moves a story forward. Tension can (also) come from things like desire, contradiction, and the unfamiliar” - Jess King

Deze manier van naar spanning kijken, verder dan het conflictmodel, opent mogelijkheden voor andere verhalen, verhalen die toekomsten kunnen voorspiegelen die we onszelf en de generaties na ons werkelijk wensen.